Deel 15: Ornithose-complex
Ornithose en het Ornithose-complex zijn twee verschillende
begrippen. Een zuivere Ornithose infectie wordt veroorzaakt door Chlamydia
psittaci. Onder het Ornithose-complex wordt echter een verzameling van
luchtweginfecties bij duiven verstaan. De infectie met Chlamydia psittaci
vormt slechts een onderdeel van dit complex.
Chlamydia psittaci is dezelfde verwekker die bij
papegaai-achtigen psittacose (ofwel
papegaaienziekte) veroorzaakt. Twee namen dus voor dezelfde veroorzaker.
Chlamydia psittaci is een verwekker van een zoönose. Dus ook mensen
kunnen aangetast worden. De symptomen lopen bij de mens sterk uiteen, variërend
van griepachtige verschijnselen met hoofdpijn, koorts en droge hoest tot
een longontsteking aan toe.
Meerdere vogels kunnen drager zijn van deze ziekteverwekker. Besmetting
van de mens door bijvoorbeeld een eend of een kalkoen verloopt doorgaans
mild. Besmetting door een duif kan al ernstiger symptomen geven,maar de
ernstigste besmetting loopt de mens doorgaans op via papegaai-achtigen.
Ik heb in de loop der jaren een aantal liefhebbers verwezen naar hun
huisarts omdat ze melding maakten van griepachtige verschijnselen die maar
niet over gingen. In een aantal gevallen bleek er een besmetting met
Chlamydia psittaci achter te zitten. Geen reden tot paniek. Maar hou het
in het achterhoofd als U met hardnekkige luchtwegklachten te kampen
krijgt..
Ornithose
Ornithose wordt dus veroorzaakt door Chlamydia psittaci. In
de literatuur wordt melding gemaakt dat onderzoek heeft uitgewezen dat
25-50% van de duiven drager is van deze kiem. Klinische verschijnselen
zien we echter niet zo vaak. De meeste gevallen zien we in de praktijk na
het vliegseizoen.
Iedere liefhebber heeft dan wel eens een of meerdere duiven met een nat
oog. “One eye cold” wordt de aandoening daarom ook wel genoemd.
Wij adviseren deze duiven te behandelen met aureomycine- of terramycine
oogzalf in combinatie met orni-capsules gedurende meerdere dagen. Het
merendeel van de duiven knapt dan snel op.
De duiven scheiden de verwekker uit via de cloaca en via het
oogslijmvlies. Jonge duiven kunnen al via de kropmelk besmet worden. Ook
is er melding gemaakt van besmetting via bloedzuigende insecten.
Hoewel we dus voornamelijk van doen hebben met latent (onzichtbaar)
besmette duiven komen naast individueel zieke dieren toch ook
uitgebreidere klinische uitbraken voor. Het betreft dan veelal jonge
duiven tijdens de kweekperiode in de leeftijd van twee tot drie weken. De
jongen zijn dan minder levendig, eten slecht en drinken meer. Ze sterven
doorgaans snel met verschijnselen van diaree en sterke vermagering. Dit
zijn verschijnselen die echter ook door een aantal andere verwekkers
veroorzaakt kunnen worden zoals E. Coli en Salmonella typhimurium. De
sterfte kan hoog zijn
Bij oudere dieren zien we een meer chronisch verloop waarbij andere
factoren vaak een belangrijke rol spelen. Het is daar dan vaak meer als
een onderdeel van het Ornithose-complex te beschouwen.
Treedt men niet handelend op als we een oudere duif hebben met een “one
eye cold” dan kan een ernstig ziektebeeld ontstaan waaraan deze duiven
ook kunnen sterven.
De natte ogen kunnen dan overgaan in ernstige etterige oogontstekingen
gevolgd door ontsteking van het neusslijmvlies. Aanvankelijk ook met een
waterige ooguitvloeiing maar ook dit kan snel overgaan in een etterige
afscheiding. De vogels kunnen gaan ademen met open snavel. Ze kunnen zich
krabben aan de kop, niezen en schudden met de kop, met als doel de
luchtwegen weer open te krijgen. Ook de luchtzakken en de longen kunnen
aangedaan raken. De duiven kunnen dan langdurig ziek zijn en kunnen eraan
sterven door verzwakking en bacteriële infecties die mee gaan doen en het
beeld nog verder verergeren. Ook kunnen darmontstekingen optreden, soms
met diarree..
Hoewel veel duiven dus drager zijn van deze verwekker is het
nog niet zo eenvoudig om de Chlamydia aan te tonen.
Als er bij sectie zwelling van de lever gevonden wordt en ontstekingsvocht
in borst- en buikholte is dat een aanwijzing in de richting van
Chlamydiose.Maar meer ook niet.
Bloedonderzoek kan aantonen dat er afweerstoffen aanwezig zijn. Maar dat
wil nog helemaal niet zeggen dat de verschijnselen in geval van
aangetoonde afweerstoffen dan veroorzaakt zijn door de Chlamydia.
Er zijn kleuringen om de verwekker te kunnen kleuren in preparaten. De
meest gebruikte is de zgn. Stamp kleuring. Desondanks blijft het vaak
moeilijk de Chlamydia aan te tonen in de preparaten bij duiven. Bij
kanaries en papegaai-achtigen is de kans van slagen wat dat betreft veel
groter.
Een test die de verwekker wel goed kan aantonen is de zgn. IFT (Imuno-fluorescentie
test). Voor deze testen moet materiaal uit oog of cloaca op een speciaal
bewerkt objectglaasje naar speciale laboratoria gestuurd worden. Hier gaat
veelal tijd mee verloren. Daarom wordt in de praktijk meestal al een
behandeling ingesteld en dient de latere uitslag vaak alleen als
bevestiging.
Wat doen we praktisch met het verschijnsel ornithose?
Als we er van uit gaan dat de meeste gevallen van klinische
ornithose bij oudere duiven gezien worden in het najaar wanneer de duiven
niet meer gespeeld worden en vaak in de rui zijn, dan kunnen we hier uit
opmaken dat stress naast andere factoren (zie later onder ornithosecomplex)
van belang zijn om de latente infecties te doen overgaan in klinische
ziekte.
Een andere factor die er voor zorgt dat het ziektebeeld vaker in het
najaar wordt gezien is het feit dat tijdens het vliegseizoen veelal
regelmatig een “ontsmetting” na de vlucht wordt gegeven. Deze
ontsmettingen remmen de vermeerdering van de Chlamydia waardoor de kans op
klinische uitbraken afneemt. Het is echter een illusie te veronderstellen
dat hierdoor de besmetting definitief kan worden bestreden.
Wil men dat bereiken dan wordt in de literatuur aanbevolen tot 6 weken
lang medicijnen te verstrekken die tegen Chlamydia werken. Zoals
Chloortetracycline of Doxycycline.
Wel, ik heb diverse keren duiven gezien die dit elders voorgeschreven
hadden gekregen. Ik kan U verzekeren dat dit de duiven wat hun conditie
betreft niet echt goed doet. En ik betwijfel sterk dat deze wijze van
aanpak definitief afrekent met de Chlamydia.
Gezien de wijde verspreiding moet men zich daarnaast ook afvragen of
langdurige toepassing van medicamenten zinvol is. Immers herbesmetting kan
snel weer optreden. In reismanden e.d.
Helaas zijn pogingen om vaccins te ontwikkelen tot nog toe niet succesvol
gebleken.
Preventie op een natuurlijke manier is daarom de meest aangewezen weg om
de klinische besmettingen voor te blijven.
Ornithose-complex
In de praktijk spreken we liever van het ornithose-complex
dan van ornithose. Simpelweg omdat veel meer factoren een rol spelen bij
de luchtweginfecties bij duiven dan alleen de Chlamydia. Maar ook deze
spelen hun partijtje mee in het geheel.
Als we ons realiseren dat de reukzenuw van duiven een rol speelt bij hun
oriëntatievermogen, dan is het vanzelfsprekend belangrijk dat deze goed
werkt. Proeven waarbij de reukzenuw was doorgesneden toonden aan dat
duiven dan een probleem hadden bij hun oriëntatie.
En als we dan bedenken dat wij als we verkouden zijn zelf ook slechter
ruiken, kunnen we ons voorstellen dat de aanwezigheid van
luchtwegaandoeningen bij duiven een dergelijke belangrijke rol speelt bij
de vluchtprestaties.
Het schoonhouden van de koppen is dan ook een van de belangrijkste zaken
in het vliegseizoen om mee te kunnen blijven doen.
Maar schoonhouden van de koppen moet niet verward worden met het
ongebreideld toedienen van medicamenten.
Als we nu eerst eens kijken naar alle factoren die een rol
spelen bij de luchtwegproblemen van duiven. We kunnen deze globaal in een
drietal groepen verdelen.
Allereerst zijn er de ziekteverwekkers.
Dit is een vrij grote groep van virussen, bacteriën, schimmels, protozoën
en dus de Chlamydiae die al dan niet alleen of met hulp van
“collega’s” tot ziekteverschijnselen kan leiden bij de duiven.
Dan kunnen we vervolgens kijken naar de groep van factoren die voor iedere
duif verschillend is maar daarom niet minder belangrijk. We moeten dan
denken aan de erfelijke aanleg van de duif wat betreft weerstand tegen
ziekte, de voedingstoestand en conditie, de leeftijd van de duif en last
but not least de weerstand van dat moment van de duif. We zouden deze de
innerlijke factoren kunnen noemen.
Tot slot is er dan de groep van laten we ze omgevingsfactoren
noemen, die van invloed is op het wel of niet ontstaan van ziekte. We
moeten hierbij denken aan factoren als hokbezetting (overbevolking),
stress, temperatuur, vochtigheid, voeding, en verzorging van de dieren
(management en hygiëne). Maar ook andere infecties zoals coccidiose en
wormen.
Kortom al deze factoren spelen een rol bij het ontstaan van het
ornithose-complex.
En dat nu juist maakt het probleem van de koppen tot zo’n moeilijk
probleem.
Er zijn dus een groot aantal verwekkers,die een rol spelen
bij het ontstaan van luchtweginfecties.
Van de virussen die een rol spelen kunnen we noemen het Herpesvirus (PHV).
Maar zeer waarschijnlijk ook nu nog niet geïdentificeerde virussen spelen
een rol. En vroeger, voor de enting tegen paramyxo, droeg dit virus bij
aan weerstandsvermindering waardoor de duiven gevoeliger werden voor
het uitbreken van luchtweginfecties.
Bij de bacteriën moeten we denken aan Salmonella, Bordetella,
Streptococcus, Staphylococcus, Haemophylus en E.coli om er een aantal te
noemen.
Verder spelen de mycoplasmata een rol en de dus eerder genoemde Chlamydiae.
En tenslotte Trichomonas en schimmels en gisten.
Al deze ziekteverwekkers kunnen alleen en anders in combinatie bijdragen
aan de luchtweginfecties bij duiven.
Zo is bij herpesbesmettingen aangetoond dat latent (onzichtbaar) aanwezige
Chlamydiae actiever werden en de infectiedruk met betrekking tot de
Ornithose toenam.
De verschijnselen van het ornithose-complex kunnen variëren
van heel mild tot vrij ernstig.
De eerste verschijnselen zijn vaak het minder wit worden van
de ooglidranden. De witte kleur wordt dan als gauw grijs tot bruin.
Zwelling van de slijmvliezen van het oog kan leiden tot het bekende nat
worden van het oog. De vliegprestaties lopen terug en de conditie wordt
minder. Het aantal duiven dat niet meer op het hok terugkeert neemt toe.
We zien de duiven meer niezen en krabben aan de oren en neus en schudden
met de kop. Allemaal bedoeld om de luchtwegen weer schoon te krijgen. Als
we een zachte druk op de neusdoppen uitoefenen kunnen we heel gemakkelijk
het niezen opwekken. Als dat het geval is moeten we toch bedacht zijn op
het Ornithose-complex ook al vallen de overige klinische symptomen wel
mee.
Als de ziekte doorzet dan worden de oogleden niet meer
helemaal gesloten, er komt oog- en neusuitvloeiing bij dan van waterig in
pussig kan veranderen. Dat laatste zien we vooral als bacteriën meer op
de voorgrond gaan treden. De neusdoppen zijn in dit stadium al verkleurd
en daardoor donkerder van kleur.
En ook de kelen worden minder roze. Het slijmvlies gaat iets zwellen
waardoor de spleten in het verhemelte dicht kunnen gaan zitten. Er kan
slijm in de keel komen te zitten en de kleur van het slijmvlies kan minder
roze worden, maar meer naar de blauwige kant neigen.
We zien de dekveren van de oren iets opzwellen en spreken dan van “dikke
koppen.”
Als we in de bek kijken zien we een opening naar de luchtpijp die wijder
is. Bij geringe inspanning zitten de duiven met de bek open. Soms kunnen
we in de luchtpijp witte ontstekingshaardjes zien. En in een aantal
gevallen maken de duiven heftige bijgeluiden wat we “reutelen” noemen.
Dit zijn vrij karakteristieke geluiden die al op afstand te horen zijn. De
duiven zijn in dat stadium heel benauwd en erg gevoelig op de luchtpijp.
De duiven zitten veelal bol en laten gooien geen dons meer.
Al deze verschijnselen hoeven niet bij alle duiven aanwezig
te zijn. De leeftijd van de duiven speelt een belangrijke rol hierbij.
Jonge duiven zijn bijvoorbeeld veel gevoeliger dan oudere duiven. De oude
duiven hoeven daarom slechts enkele symptomen te vertonen waar de jonge
duiven veel van de genoemde verschijnselen kunnen vertonen.
Een deel van de verschijnselen kan men bij de jonge duiven tot de
“kinderziektes” rekenen.
Als ze het hebben doorgemaakt lijken ze een zekere immuniteit te hebben
opgebouwd. Dat neemt niet weg dat duiven meerdere keren in hun leven
kunnen lijden aan het Ornithose-complex.
We zien dus een ziektebeeld waarachter meerdere verwekkers
schuil gaan. Dit kan het voor de behandeling er niet makkelijker op maken.
Als het herpesvirus een belangrijke rol in het geheel speelt zien we vaak
de weerstand van de duiven snel dalen waardoor bacteriën zoals
streptococcen vrij spel kunnen krijgen. Het herpes zorgt bij een uitbraak
nog al eens voor slijmvlies beschadiging met beslagen in de bek die ten
onrechte voor het geel kunnen worden aangezien.
Speelt het herpesvirus een belangrijke rol bij het ornithose-complex dan
spreken we nog wel eens van Coryza.
Tenzij we tegen virussen kunnen vaccineren zoals bij het pokken virus en
het paramyxovirus het geval is, zijn nauwelijks of geen geneesmiddelen
specifiek gericht tegen die virussen. Een echt geneesmiddel tegen het
Herpesvirus is ook niet voorhanden. Of het zou het bij de mens gebruikte
Acyclovir moeten zijn dat dan gedurende 10 dagen in capsulevorm toegediend
moet worden samen met middelen om de secundaire bacteriële infecties te
bestrijden.
Welbeschouwd kunnen alle agentia die luchtwegproblemen veroorzaken elkaar
als het ware helpen om het ziektebeeld te verergeren. Alleen dat gegeven
maakt het al zo belangrijk om de weerstand van de duiven zo hoog mogelijk
te houden.
Omgevingsfactoren
Zoals gezegd moeten we hierbij denken aan factoren als
hokbezetting (overbevolking), stress, temperatuur, vochtigheid, voeding,
en verzorging van de dieren (management en hygiëne).
Behalve de eerder genoemde ziekteverwekkers zijn ook deze factoren van
belang. Hoe vaak zien we geen problemen ontstaan van ziekten als uit
noodzaak geboren vroege en late jongen bijeengezet moeten worden. Afgezien
van het ontstaan van een overbevolkt hok, zien we ook de stress toenemen.
Hierdoor wordt extra stress hormoon geproduceerd dat de innerlijke afweer
van de duiven remt.
Er is natuurlijk een zekere marge. Ik bedoel dat er genoeg liefhebbers nu
zullen denken, nou dat zie ik bij mijn duiven nooit terwijl ik steevast zo
handel. Dat geloof ik graag. Ieder hok is anders en de omstandigheden op
ieder hok zijn anders. Maar als er naast bovenstaande ook nog sprake is
van een nat en kil hok met de nodige tocht, dan worden de omstandigheden
al beroerder. Komt er dan bijvoorbeeld ook nog eens een zieke vreemde duif
binnenwandelen, dan kan het net genoeg zijn om een paar duiven over de
streep te trekken. Bij deze duiven
“trekt” de innerlijke weerstand het niet meer en deze duiven
zullen dan de ziektekiemen de gelegenheid geven om zich te gaan
ontwikkelen.
Als het management dan ook nog ,door omstandigheden, drukte of wat voor
oorzaak dan ook, te wensen over laat en de stille duiven met matige
ziekteverschijnselen over het hoofd worden gezien, dan kan er een algemene
uitbraak volgen, waarbij veel van de onder de ziekteverschijnselen
vermelde symptomen kunnen optreden.
Een andere belangrijke omgevingsfactor zien we steevast ieder jaar na
ongeveer de derde vlucht optreden. Veel liefhebbers hebben hun duiven er
prachtig opstaan voor het begin van de vluchten en starten welgemutst met
de prijsvluchten. De eerste week gaat alles prima. De tweede week is het
al iets minder. Jammer volgende keer beter, wordt gedacht. Maar, verdorie
de derde week nog slechts staartprijzen en dan wordt er iets in de
drinkpot gedaan. Dat kan verbetering geven, maar de top wordt meestal niet
meer gehaald.
“Hoe kan dat toch?”, hoor ik dan vaak in de spreekkamer.
De wedvluchten zorgen dat de duiven opgewonden raken. Er wordt meer
stress-hormoon geproduceerd. Al was het maar vanwege de gevechten in de
vliegmanden.Dat kan de weerstand helpen verminderen. Voeg daarbij een
vermoeiende vlucht, mogelijk slecht weer en als de duiven in reismanden
zitten waar ook niet helemaal gezonde duiven van andere liefhebbers in
zitten is de cirkel rond. Binnen enkele dagen gaan de verwekkers van het
Ornithose-complex toeslaan en lopen de prestaties terug. De conditie is
dan aangetast en de vorm smelt als sneeuw voor de zon weg en is slechts
met grote inspanning terug te krijgen
.Veel liefhebbers willen pas na enkele weken iets tegen de koppen gaan
geven. Maar dat is nu net verkeerd. Tegen die tijd zijn de zwakke en
besmette broeders al uit de korven verdwenen. Het is juist zo belangrijk
om na de eerste korte vluchten de helpende hand te reiken om de
infectiedruk van het Ornithose-complex zo laag mogelijk te houden en de
weerstand zo hoog mogelijk.
Maar ook kan het geen kwaad om geregeld met bijvoorbeeld Koud-ijs het hok
te ontsmetten.
Misschien overbodig om te zeggen, maar een tocht en vochtvrij hok zijn ook
van wezenlijk belang. Kortom een goed hokmanagement.
Innerlijke factore
n
Waar liefhebbers vaak minder aandacht aan besteden dat zijn
de zaken die we “innerlijke factoren” hebben genoemd. En dat is
jammer. Want dit zijn nu net de factoren waar veel winst te behalen valt.
Er is hier meer invloed uit te oefenen dan we denken.
In de praktijk zien we nog wel eens dat bepaalde slagen behoorlijk last
hebben van geelbesmettingen. Een ieder kent vaak wel een of meerdere
duiven op zijn hok die steevast bij controles stikken van het geel. Vaak
zijn dat juist heel goede duiven die liever niet van het hok verwijderd
worden. Helaas zien we bij de nakomelingen vaak hetzelfde euvel. Deze
duiven hebben van nature een slechtere afweer tegen deze geelparasieten.
Hetzelfde zien we bij deze of andere duiven wat betreft hun afweer tegen
het ornithose-complex. Deze duiven zijn dan vatbaarder voor deze infectie
en vormen daardoor een bron van besmetting voor de andere duiven die daar
in principe van nature best minder gevoelig voor kunnen zijn. Maar die
alleen door de hogere infectiedruk problemen kunnen krijgen. Immers als
daarnaast de eerder genoemde omgevingsfactoren niet gunstig zijn, kunnen
ook deze duiven ten prooi vallen aan het ornithose-complex..
In het najaar als we gaan selecteren, zou het goed zijn om ook met deze
factor rekening te houden. Ik ken liefhebbers die steevast alle duiven met
een zware geelbesmetting van het hok verwijderden. Na een paar jaar hadden
deze liefhebbers vrijwel geen duiven meer bij controle die het geel
hadden. Dus door op gevoeligheid voor ziektes ook te selecteren kan men de
duivenstam op termijn ook gezonder houden. Maar ik geef toe het is
moeilijk. Zeker als bepaalde duiven juist op ander gebied uitmunten. Wie
ruimt immers een duif op die steevast kop vliegt als de geelbesmetting
behandeld is?
Maar wat ik hier propageer is niets anders dan wat vroeger voor de tijd
van de overdaad aan medicijngebruik heel gewoon was. Immers er waren geen
of nauwelijks medicamenten om
ziektes te verdoezelen of te onderdrukken. En zodoende bleven alleen de
sterkste duiven over. Begrijp me niet verkeerd, ik stel helemaal niet voor
om terug naar de oertijd te gaan. Wat ik alleen stel is dat we moeten
waken dat we de selectie op ziektegevoeligheid te zeer verwaarlozen als
gevolg van de mogelijkheden die de medicijnen ons bieden.
Er is immers toch niemand gebaad bij een stam duiven die niet meer zonder
medicijnen kan. Met de toenemende resistentie voor allerlei middelen die
we meer en meer zien optreden is dit toch iets waar we ons enige zorg om
mogen maken.
Tegen sommige ziekten kunnen we de duiven door middel van een
vaccinatie beschermen. Dat is zo voor de paramyxo en de pokken. Maar voor
Ornithose is nog geen vaccin beschikbaar. En zeker niet voor het
Ornithose-complex. Immers dat laatste is een verzameling van al dan niet
samenwerkende ziektekiemen die het welzijn van de duif trachten aan te
tasten.
Bij een vaccinatie brengen we een klein beetje van een verzwakte (pokken)
of gedode (paramyxo) ziekteverwekker in bij de duif. De afweercellen van
de duif herkennen deze ingebrachte boosdoeners als gevaarlijk en vormen
afweerstoffen zodat de duif beschermd is als de echte ziekteverwekker komt
opdagen. Dat werkt goed. Alleen als de afweer van de duif niet optimaal
werkt of de duif van nature een aangeboren zwakke afweer heeft, dan is het
resultaat van de enting niet zo goed als die bij andere duiven op het hok
is. In die gevallen kunnen deze duiven alsnog besmet raken en
verschijnselen gaan vertonen.
Hierin is een grote variatie mogelijk, natuurlijk. Maar het is gemakkelijk
voor te stellen dat deze duiven ook als eerste ten prooi zullen vallen aan
een ziekte als het ornithose-complex. Immers, in die gevallen, moet de
afweer zijn pijlen zo veel mogelijk richten op deze ziekte. Er blijft dan
als het ware minder afweer over voor andere ziekten, zoals Ornithose.
Dus deze duiven zullen als eerste ten prooi vallen aan deze ziekte.
Als we nu jonge duiven nemen die pas uit het ei zijn, dan zullen deze
jongen beter opgroeien als de omgeving waarin ze terecht komen minder
ziekteverwekkers bevat. Dat is logisch. Als de ouderdieren hun geelkuur op
de eieren hebben gehad, dan hoeft de nog zwakke afweer van de jongen hier
niet meteen mee aan de slag. Deze duiven hoeven niet al hun energie te
steken in de afweer. Deze jongen groeien hierdoor voorspoediger op en
kunnen ook hun afweerapparaat beter uitbouwen tot een volwaardig systeem.
Dit geldt voor andere ziektes natuurlijk net zo. Zorgen dat de oude duiven
gezond aan de kweek beginnen is dus een eerste vereiste om gezonde jongen
te kunnen trekken.
Wat helaas teveel gebeurd is dat liefhebbers te veel vertrouwen op
medicijnen. Ik bedoel te vaak wordt al vroeg in het leven van de jongen
preventief gekuurd met allerlei middelen om de kinderziekten voor te
blijven. Mijns inziens is dat het paard achter de wagen spannen.
Natuurlijk de jongen maken de kinderziektes zo niet door en groeien, zo
lijkt het, voorspoedig op. Maar daar zit hem nu de kneep. De jongen maken
de kinderziektes niet mee door het preventieve kuren.
En die kinderziektes zijn aan de andere kant juist zo belangrijk om een
goed en volwaardig afweersysteem te krijgen.
Het is zeker niet de bedoeling dat de kinderziektes de jonge duiven
slopen. Nee, absoluut niet natuurlijk. Maar als we er voor kunnen zorgen
dat we de afweer van de jongen zo sterk mogelijk maken op een natuurlijke
manier, dan kunnen ze de kinderziektes veelal gemakkelijk de baas. De
duiven hebben dan energie genoeg over om uit te groeien tot volwaardige
duiven en krijgen en passant ook nog voor voldoende afweer tegen allerlei
infecties.
Hoe kunnen we de weerstand van de jonge duiven zo hoog mogelijk krijgen is
dan natuurlijk de volgende vraag. Wel, de ketting van de afweer is zo
sterk als de zwakste schakel. Voor een volwaardige afweer zijn allereerst
voldoende en goede voedingsstoffen nodig. Dus een volwaardige goede
voeding is belangrijk. Maar die afweer functioneert ook en vooral mede
dankzij het ruim voorhanden zijn van vitamines, sporenelementen en
mineralen. Daar mag natuurlijk ook geen gebrek aan zijn.
Helaas is de voeding van nu kwalitatief niet altijd meer hetzelfde als
voeding uit grootmoeders tijd wat gehaltes aan vitamines en mineralen en
zeker sporenelementen betreft.
Dus extra gift aan de jongen is geen overbodige luxe. Nog beter is het
echter om te zorgen voor een optimale darmflora waardoor de aanmaak van
vitamines door de duif zelf in zijn darm zo optimaal mogelijk is.
Zorgen voor een goede darmflora kan o.a. bevorderd worden door het gebruik
van verzurende preparaten en probiotica. Een goede darmflora geeft
gelijktijdig de ziekteverwekkers in de darm, (candida, E-coli en
paratyfus) minder kans.
Als we dan verder bedenken dat er kruiden zijn die een stimulerende
werking hebben op de werking van de afweercellen, dan is het niet zo’n
gek idee om door gebruik daarvan de weerstand van de jonge duiven, maar
ook van de oude duiven, alsmede de darmwerking en darmflora, zo optimaal
mogelijk te doen zijn.
En dat is nu het idee achter de kruidendranken, zoals de Boni-SGR, die we
in onze kliniek de afgelopen 15 jaar hebben ontwikkeld. In een rustig
tempo hebben we de Boni-SGR gemaakt tot wat hij nu is. Regelmatige
toepassing van het product het de duiven gezond te blijven op een
natuurlijke manier.
Tijdens en na de kweek kunnen we de jongen goed
zien opgroeien. Met een goed veerwerk en levenslustig. De
kinderziektes hebben minder vat op de jongen en zo blijft energie over om
uit te groeien tot de duif die het jong volgens zijn genen moet kunnen
worden. Het gebruik van medicijnen kan in het jonge leven zeer beperkt
worden en de uitbouw van het immuunsysteem kan optimaal plaatsvinden. Het
gebruik van medicijnen kan uitgesteld worden tot het echt nodig is.
Natuurlijk kunnen ook deze jongen nog ziek worden. Maar veelal knappen ze
veel sneller op in tegenstelling tot andere jongen.
Boni-SGR is wat ons betreft een aanrader om de duiven te helpen om op een
natuurlijkere manier gezond te blijven.
|