Deel 4: Paratyfus
Inleiding
Paratyfus is een bacteriële ziekte waar we
in de loop der jaren in de nieuwsbrieven al de nodige aandacht aan hebben
besteed.
Maar in de praktijk van alledag blijken over deze ziekte toch nog veel
vragen te blijven bestaan. Al met al reden genoeg om in deze collumn
opnieuw aandacht aan deze ziekte te besteden.
Het najaar is dé tijd om een goede basis
te leggen voor het nieuwe seizoen. Naast selectie onder de duiven en
controle van mestmonsters op wormen en coccidiose is het verstandig enkele
keeluitstrijkjes te laten maken ter controle op een mogelijke
geelbesmetting. Maar het najaar is bij uitstek de tijd van het jaar om
vast te laten stellen of de duiven (latent = verborgen) besmet zijn met
Salmonella. Juist in deze periode kan deze ziekte het beste worden
aangetoond. Immers de dieren zijn wat bevattelijker voor infecties door de
aanslag die de rui op de weerstand pleegt. Daarnaast worden in deze tijd
van het jaar geen "ontsmettende kuurtjes" gegeven. Hierdoor
krijgt de paratyfus bacterie ook meer kans om zich te herstellen. De kans
dat de bacterie dan in een mestkweek kan worden aangetoond wordt groter.
De ziekteverschijnselen
Voordat we over de preventieve
controles verder gaan zullen we de aandoening wat diepgaander bespreken.
Paratyfus kan zich immers op vele wijzen uiten.
Is een klinische uitbraak van ziekte al een bron van ergernis, de
subklinische of latente (verborgen) vorm is dat nog veel meer.
In die gevallen is immers weinig aan de duiven te merken. Meestal alleen dat
de prestaties tegenvallen. Middelmatige prestaties zijn nog wel haalbaar
maar topprestaties zijn voor deze duiven niet weggelegd. Het zijn duiven die
niet lekker er bij zitten. Een beetje dof in het veerwerk en vaak iets
minder levendig. Ze kunnen iets minder dons gooien en slechter vliegen.
Kortom verschijnselen die bij meerdere ziekten voor kunnen komen.
De afwijkende kleur van de ontlasting die vaak wat slijmeriger is kan ook
bij andere ziekten voorkomen.
Kortom de duiven doen het niet goed.
Zou het zo zijn dat men met een
eenmalige mestkweek de diagnose met zekerheid zou stellen, dan zou het niet
zo'n vervelende ziekte zijn. Maar helaas is de bacterie niet altijd in de
mest aantoonbaar. Er vindt niet altijd uitscheiding van de bacterie plaats.
Dat is ook de reden dat we adviseren de mest van een vijftal dagen te
bewaren. De kans om de bacterie op die manier aan te tonen wordt hierdoor
groter.
Wordt de bacterie in de mestkweek aangetoond dan is het bewijs dat infectie
aanwezig is geleverd. Maar in geval van een negatieve kweek, als we de
bacterie niet aantonen, wil dit niet voor 100% zeggen dat er geen infectie
met paratyfus aanwezig is. Naarmate er vaker mestkweken worden gedaan
waarbij geen bacterie wordt aangetoond, wordt de kans dat het duivenbestand
werkelijk vrij is van paratyfus allengs groter.
Bij de subklinische vorm van
paratyfus zijn de duiven besmet met de bacterie en bevindt zich in de duif
een infectiehaard waar de duiven behoudens de genoemde vage klachten geen of
weinig last van hebben.
Als de weerstand van de duiven nu omlaag gaat kan er plotseling een
zichtbare infectie van paratyfus gaan optreden de zgn. klinische vorm.
In die gevallen nemen de onbesmette duiven de bacterie via de bek op waarna
de infectie in de darm begint. Grotere delen van de darm kunnen dan
ontstoken raken.
Bij gebrekkige weerstand en of hoge infectiedruk kan de bacterie zich via de
lymfebanen naar de inwendige organen verplaatsen. Een en ander gaat gepaard
met sepsis (bloedvergiftiging) en specifieke orgaanaantasting. Afhankelijk
van de plaats waar de ontstekingshaarden zich vormen krijgen we dan de
verschillende verschijningsvormen. Zo kennen we de darmvorm, de orgaanvorm
(lever, longen, testikels, eileiders), de gewrichtsvorm en de hersenvorm.
Maar in wezen zijn het uitingen van de ontstekingshaarden.
Daarnaast zijn er nog enkele karakteristieke verschijningsvormen zoals de
pussige ontstekingen van de huid, en de haardvormige ontsteking van de
oogleden. Hieruit hebben we reeds vele malen reinculturen van Salmonella
gekweekt.
De van de klinische infectie
herstelde duiven kunnen nog jaren lang drager blijven van de bacterie en zo
met regelmaat reismanden en hokgenoten besmetten.
Het wordt ook mogelijk geacht dat besmetting via de eischaal of bij
bevruchting overgebracht kan worden.
Als we de besmetting verder
bespreken aan de hand van de verschillende verschijningsvormen, kan men
stellen dat
Bij de darmvorm vaak als eerste opvalt dat er een of enkele duiven
vermageren waarbij de ontlasting slijmerig wordt, dun en groenig en soms
zelfs bloederig. Vaak treedt dan al snel sterfte op.
In het najaar zijn het veelal de oudere duiven die klachten gaan vertonen.
Vaak is de hoofdklacht dan vermageren.
Ook in de kweekperiode kunnen de klachten uitbreken. De besmetting kan dan
op de jongen overgaan waarbij deze dan vrij snel sterven. Meestal vanaf de
5de dag. Een symptoom in deze periode is van het vele drinken en de waterige
mest. Ook kunnen de bevruchtingsresultaten tegenvallen. Windeieren of 1 i.p.v.
2 eieren.
Bij de orgaanvorm zien we vaak
dat de lever wordt aangetast met typische ontstekingshaarden als gevolg. De
lever werkt dan slecht waardoor de duiven algemeen ziek worden.
Worden de geslachtsorganen aangetast dan vallen de bevruchtingsresultaten
zoals gezegd tegen. Vaak is de onvruchtbaarheid blijvend.
Ook de nieren kunnen aangetast raken waardoor de dieren slechter in conditie
raken en verder vermageren.
De gewrichtsvorm wordt
gekenmerkt door typische laesies aan het ellebooggewricht en het
hakgewricht. De klachten ontstaan door de overvulde gewrichten. De duiven
kunnen slecht lopen of vliegen scheef.
Een aantal malen lukt het uit de gewrichten een reincultuur van salmonella
te kweken.
De hersenvorm van paratyfus kan
zich uiten in draainekken. Een symptoom dat ook bij een paramyxo-infectie
kan voorkomen. De draaihals is een gevolg van de aantasting van het
evenwichtsorgaan. Bij paramyxo blijven de jongen echter vaak nog attent. Bij
paratyfus daarentegen zullen ze vrij snel sterven.
De scheiding die gemaakt wordt
tussen de verschillende verschijningsvormen is in wezen onterecht. Het zijn
allemaal uitingen van dezelfde ziekte. En het is beslist niet zo dat alle
aangetaste duiven op een hok dezelfde verschijningsvorm hebben. Het is
veelal een mengvorm van allerlei symptomen. Soms is slechts een enkel
symptoom aanwezig en dat kan de diagnosestelling bemoeilijken.
Vaak wordt de diagnose pas bij sectie gesteld. Bij twijfel is het daarom zo
belangrijk de duiven te laten onderzoeken.
In het algemeen kan men stellen dat jonge duiven ernstigere symptomen
vertonen dan de wat oudere duiven. Ze zullen ook eerder aan de ziekte
bezwijken. De oudere duiven worden vaak de chronische dragers van de
bacterie als ze de vaak chronische infectie overleven.
De definitieve diagnose wordt gesteld middels bacteriologisch onderzoek.
Zeker in geval van twijfel omtrent de besmetting met salmonella is het
belangrijk een bacteriekweek te laten uitvoeren op een mestmonster van
verzamelde mest van ca. 5 dagen. Alleen op deze manier kan men erachter
komen of er uitscheiders onder de duiven zijn.
De behandeling
De aangetaste duiven moeten
verwijderd worden van het hok. Individuele behandeling van duiven met
marbocap gedurende langere tijd kan leiden tot herstel van de duiven. Echter
alleen als slechts de darmen zijn aangetast zijn deze duiven nog geschikt om
te vliegen. In alle overige gevallen zijn ze slechts geschikt voor de kweek,
tenminste als er geen blijvende beschadiging van de geslachtsorganen heeft
plaatsgevonden.
Verder moet de hygiëne worden opgevoerd op de hokken. Reiniging,
ontsmetting en branden helpen daarbij zeer zeker maar is niet zaligmakend.
Voeren in de voerbakken is in deze gevallen een vanzelfsprekendheid.
Overbevolking en stress moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
Daarnaast is het verstrekken van goedwerkende medicijnen aan alle duiven
gedurende langere tijd noodzakelijk. Ook het verhogen van de algemene
weerstand draagt bij aan het bestrijden van de infectie. Het verstrekken van
weerstandsdrank is daarbij een mogelijkheid.
De medicamenten die voor de bestrijding van de paratyfus als eerste in
aanmerking komen zijn trim/sulfa en enrofloxacine (Baytril). Waarbij in ons
centrum een lichte voorkeur bestaat voor trim/sulfa. De trim/sulfa dient men
voer de voederbeurt klaar te maken in niet te koud drinkwater. Dit vanwege
het feit dat het medicijn nogal slecht wil oplossen.
Minimaal dient 14 dagen medicijn verstrekt te worden. Bij klinische
uitbraken is een enting na 14 dagen aan te bevelen waarna nog een goede week
wordt nagekuurd.
Herhaling van de enting bij klinische infecties is aan te bevelen om de
opbouw van de afweer zoveel mogelijk te ondersteunen.
De jonge duiven op een leeftijd van 6 weken. De oude duiven in het stille
seizoen maar minimaal drie weken voor het koppelen. Op deze manier wordt de
hoogst mogelijke bescherming doorgegeven aan de jongen.
De
behandeling van de paratyfus zoals hierboven besproken is echter geen
garantie dat de infectie nooit meer de kop kan opsteken. Paratyfus is een
hardnekkige ziekte.
In geval van een klinische uitbraak doet men er verstandig aan om de
mengmest van de duiven met een grote regelmaat via kweken te laten
controleren op uitscheiding van de bacterie.
Peter Boskamp
|