A.S. vertelt
Deel 11    "SELECTEREN 2"

Vreemde kijk misschien

Naar mijn idee zijn slechte duiven gemakkelijker te herkennen dan goede.
Sommige duiven zijn zò beroerd van lichaamsbouw, hebben zulke slechte pluimen en zo'n wankelende gezondheid, dat het wel slechte moeten zijn.
Maar je kunt zaken niet omdraaien.
Als duiven die gebreken niet hebben wil dat nog niet zeggen dat het goede zijn!
In alles volmaakte duiven kunnen waardeloze graaneters zijn.
Als ik selecteer, en dat gebeurt vanaf de eerste levensdag, zoek ik niet in de eerste plaats naar duiven die me aanstaan, maar naar duiven die me NIET bevallen.
Om meer keus te hebben kweek ik meer jongen. 
Verder is selecteren niet helemaal koffiedik kijken.

GUSTJE

In 1992 stierf Gustje, een oud baasje uit een naburig dorp en voor zijn duiven werd gezocht naar andere eigenaars.
Nu ben ik er een die sinds ik duiven heb nooit op zoek was naar betere medicijnen, betere vitamines, betere dierenartsen of betere druppels, maar... betere duiven. Een clubgenoot van Gustje wist dat.
'Er zit er een bij met twee eerste' vertrouwde hij me toe, 'niets voor jou?'
'Hangt er van af' zei ik. 'Laat me eens weten op welke vluchten dat was en bij wat voor weer.' 
De eerste prijzen bleken behaald van korte vluchtjes met wind mee.
'In orde', zei ik tot zijn verbazing, 'die wil ik'.
Het jaar nadien, als jaarling deed hij op mijn hok wat hij bij Gustje als jonge duif deed: Kopvliegen. 
Naar het uiterlijk heb ik niet gekeken, naar de afstamming evenmin. Winnen van korte afstand met wind mee was genoeg om er vertrouwen in te hebben.
'Wat heb je met die duif geluk gehad' werd me nadien bijna verweten.
Maar was dat ook zo? 
Ook ik ben opgegroeid met het idee dat verdere vluchten met helder warm weer en tegenwind 'vluchten van de waarheid' zijn.
Ik denk daar nu wat genuanceerder over. Heb ook duiven leren waarderen die eerste prijzen winnen met wind mee, zelfs al was de afstand kort.

WIND MEE.

  • Nooit zal ik het jaar vergeten dat ik in mijn huidige woonplaats met duiven begon. Het was een jaar met veel tegenwind en K.S. was destijds ongenaakbaar. Toen kwam die ene dag. De wind was gedraaid en wat waren de clubgenoten en ook ik opgelucht.
    'Nu zou het met K. S. wel minder zijn' dachten en hoopten we. 
    Een menselijke reactie. Als iemand enorm speelt is het normaal dat sportgenoten hopen dat zo'n man eens op de bek gaat.
    En wat deed K. S. op die vlucht  met wind mee?
    Die rolde, tot verdriet van de concurrentie, de boel weer helemaal op.

  • De beste duiven die ik van nabij gekend heb waren de ‘05’ van Vermeulen uit Chaam en de ‘Olieman’ van Jos v d Veken uit Retie. Die konden ook met wind mee minuten vooruitvliegen.

  • De stamduif van wijlen Jos Leuris Ulicoten arriveerde de eerste leervluchtjes, zelfs van amper tien kilometer, telkens voor de rest uit. Het verbaasde hem in hoge mate.
    Toen hij de eerste prijsvlucht van 50 kilometer weer present was, zelfs de eerste won, was Jos zo onder de indruk dat de duif meteen naar het kweekhok verhuisde.
    Een gouden zet zou blijken. 

  • Misschien herinnert men zich nog die stervlieger van Borgmans Reusel die destijds twee NPO-vluchten won met 'duivenweer'.  Wind tegen dus.
    Dezelfde duif echter won het jaar voordien een eerste 'aan' bijna 2000 meter per minuut? Praat me niet over geluk als duiven wind mee hebben.
    Ik ondervond herhaaldelijk dat een goede zonder vorm met wind tegen nog op de uitslag kwam maar met wind mee niet!

TOEVAL?

Bij mij wordt geen uitslag weggegooid, ik bewaar die, 'elk jaar' in een aparte map en netjes op volgorde.
Handig als ik mensen hoor praten over hun 'Goede Blauwe’ of ‘Superman’.  

Ik wil dan wel eens spieken hoe goed die is.
Verder vind ik het interessant om van echt goede duiven te weten hoe ze presteerden als jonge duif, bij wat voor afstanden en bij wat voor weer. 
En wat constateer ik vaak?
Diverse goede duiven wonnen een eerste prijs de eerste keer dat ze de mand in gingen, de eerste keer dat ze met 'de massa' werden vrijgelaten, uiteraard betrof dat korte vluchtjes en het toeval wil dat dat vaak was met zuidwestenwind .
Een van de beste kwekers die ik ooit had was van 1988.
In zijn geboortejaar ging hij op 3 juli voor het eerst de mand in.
Hij won de 1e  van een 73 kilometer vluchtje. Los vooruit tegen 1352 duiven, honderd kilometer per uur was zijn snelheid.
‘Los vooruit’ vliegen van zo'n vluchtje lijkt niet normaal en dat is het ook niet.
Maar die dag was anders. Dat bleek uit de concoursduur van liefst drie kwartier. 
Waar ik speel 'lig' ik helemaal zuidoost, er stond die dag een sterke zuidoostenwind dus de onervaren piepers werden met grote snelheid massaal westwaarts gedreven.
Behalve hij dus. Die moet zich direct na lossing losgemaakt hebben van de meute van tienduizenden duiven en alleen huiswaarts zijn gestormd. 
'Dat wordt hem' zei ik tegen sportgenoten.
'Omdat die van zo'n vluchtje bij zo'n snelheid de eerste won?' was de smalende reactie.
'Ja, daarom' zei ik. Betere heb ik amper gehad.

VLIEGER

Zo had ik in 1991 een jonge duif die op 23 juni (zijn eerste vlucht) tegen 1.008 duiven de eerste prijs won, snelheid 1685 meter per minuut, afstand vijftig(!) kilometer. Hij zou later nog een eerste winnen in de Afdeling van Etampes bij bloedheet weer en... sterke tegenwind!
Ook mijn ’06 duivin’ van 1994 won in haar geboortejaar de eerste keer dat ik haar inmandde de eerste prijs. Dat deed ze dat jaar nog van Orleans en Montargis (toen zelfs de 2e van een NPO-vlucht) telkens met wind mee maar ook op 13 mei 1995 met een sterke noordenwind, snelheid 1055 mpm. Een zoon van haar zou bij Vandenabeele een 4e en een 5e Nationaal Bourges winnen tegen telkens zo’n 15.000 duiven.
Dat zo veel duiven de eerste keer dat ze gespeeld werden de eerste prijs wonnen goede werden is misschien nog te verklaren ook.
 

VERKLARING

Van korte vluchtjes moet een duif onmiddellijk vertrekken en direct de goede richting kiezen. Die kan zich niet het geringste foutje permitteren. Even bij de verkeerde klad aanpikken is al fataal.
Die klad (groter dan later in het seizoen) zal zich van kortere vluchtjes direct na lossing veel meer spreiden dan van grotere afstand het geval is.
Dit is een extra handicap als de snelheid hoog is door 'wind mee'. 
Van grotere afstanden is dat minder het geval.
De duiven blijven dan langer bij elkaar en even bij de verkeerde klad aanpikken zal minder gevolgen hebben omdat een duif meer kans heeft haar koers te corrigeren.
Wat ik wil zeggen is dat de moeilijkheidsgraad inzake oriënteren groter is bij een korte vlucht als de snelheid hoog is.
Mijn voorbeelden gingen over enkele van mijn betere duiven. Die hebben een boodschap. Dat hebben die talloze slechte die ik kweekte niet.
Natuurlijk mogen we de zaak niet omdraaien.
Als een eerste oriënteringsproef van een kort vluchtje met succes wordt volbracht mogelijk wijst op een goede duif is het niet zo dat een duif een slechte is omdat hij van zo'n vlucht faalde. 
Er zijn ook voorbeelden van duiven die in hun geboortejaar geen platte prijs wonnen maar desondanks supers werden.
Op mijn hok kan dat niet. Ik zou te veel duiven door moeten houden. En ik heb een aangeboren hekel aan hokken die uitpuilen van de duiven.

A.S.

Alle stukken gepubliceerd door Duiven.net in de rubriek ""A.S. Vertelt" mogen niet vermenigvuldigd worden.
© Ad Schaerlaeckens

Terug naar A.S. vertelt
Terug naar Duiven.net

Een site van ADVIDU Utrecht